
Van grote T tot kleine t: wat is trauma?
Share
In mijn e-book schrijf ik dat een opvallend grote groep mensen met een chronische aandoening of auto-immuunziekte in hun kindertijd of jeugd een trauma heeft meegemaakt. Niet iedereen, maar wel velen herkennen zich daarin.
Lange tijd dacht ik dat, als ik de ingrijpende gebeurtenissen uit mijn vroege kindertijd had verwerkt, ik zowel mentaal als fysiek zou herstellen. Dat ik er zonder schaamte over kon praten, dat ik niet langer getriggerd zou worden door iets kleins — een geur, een zin, een herinnering, een emotie — die me terugwierp naar toen. Dat mijn lichaam dan eindelijk rust zou vinden, vrij van pijn.
En deels klopte dat ook. Bewustwording hielp. Er woorden aan geven hielp. Mijn fysieke klachten werden milder. Dat was het verwerken van mijn trauma met een grote T — de duidelijke, zichtbare wonden van vroeger.
Maar pas toen ik begon te kijken naar de trauma’s met een kleine t, gebeurde er iets groters.
Wanneer je aan iemand vraagt: “Heb jij trauma?”, zeggen de meesten spontaan: “Nee hoor.”
En dat is begrijpelijk. Want we denken nog vaak aan trauma als iets groots, iets wat ooit “echt” gebeurd is — een zwaar ongeluk, misbruik, verlies. Dat noemen we trauma met een grote T.
Maar trauma is niet het gebeuren zelf. Trauma is wat er binnenin je gebeurt — in je lichaam, in je geest. Het is de wond die achterblijft, niet het feit dat het mes er ooit was.
En dat hoeft niet één groot moment te zijn. Soms is het iets wat langzaam ontstaat, door jarenlang opgroeien in een omgeving waar je je niet veilig voelde, waar er geen ruimte was om jezelf te zijn. Dan spreken we over trauma met een kleine t.
Dat is wat er níet gebeurde, maar wél had moeten gebeuren. De afwezigheid van liefde. Niet gezien of gehoord worden. Je emoties moeten wegstoppen omdat ze “te veel” waren. Je noden die nooit echt werden beantwoord.
Mensen met dit soort kleine t-trauma voelen zich vaak diep alleen in de wereld.
En het zenuwstelsel maakt geen onderscheid: het reageert even heftig als bij een grote T.
Als kind kon je niet vechten of vluchten — je was te klein, te afhankelijk. Dus deed je het enige wat kon: je trok je terug in jezelf. Je leerde pleasen, aanpassen, maskers dragen. Je werd wat anderen van je verwachtten, gewoon om liefde te krijgen — en om te overleven want als kind ben je afhankelijk van deze mensen om te overleven.
Hoe kleine t’s eruitzien in de kindertijd
Kleine t-trauma’s gebeuren vaak in gewone gezinnen.
Er is geen ramp, geen crisis — en toch laat het diepe sporen na.
Ouders bedoelen het meestal goed, maar wat een kind voelt, is iets heel anders dan wat de ouder bedoelt.
Soms is het niet wat er gebeurt, maar wat er ontbreekt.
Een kind dat huilt en te horen krijgt: “Stel je niet aan.”
Een kind dat alleen maar aandacht krijgt als het goed presteert.
Een kind dat stilletjes naast ouders leeft die emotioneel afwezig zijn.
Een kind dat zijn gevoelens inslikt om de vrede te bewaren.
Dat zijn kleine t’s.
Geen harde klappen, maar stille tekorten.
Misschien groeide je op met ouders die veel van je hielden, maar zelf nooit geleerd hadden hoe ze liefde konden tonen.
Of met ouders die zoveel van zichzelf vroegen, dat er weinig ruimte overbleef om écht te zien wat jij nodig had.
Misschien werd jij het “flinke kind”, dat zich aanpaste, dat zorgde voor harmonie, dat onbewust leerde:
“Als ik lief ben, als ik presteer, als ik mooi ben, als ik dezelfde hobby doe als papa, als ik me aanpas… dan krijg ik liefde terug.”
Het kind leert overleven door zich aan te passen.
Het leert pleasen, zorgen, zwijgen, verdoven.
En dat werkte — toen.
Maar later, als volwassene, merk je dat die strategieën je niet meer dienen.
Je zegt te vaak ja. Je negeert je grenzen. Je voelt je leeg, of uitgeput, of boos zonder precies te weten waarom.
Dat zijn de echo’s van kleine t’s.
Ze klinken zacht, maar ze blijven lang nagalmen.
Die overlevingsstrategieën waren toen nodig.
Ze hielden je veilig.
Maar als volwassene worden ze vaak je valkuilen.
Je blijft pleasen, manipuleren, vermijden — niet uit kwaadheid, maar uit gewoonte.
En dat doet pijn. Niet alleen bij jezelf, maar ook bij de mensen om je heen.
Dat is hoe complex trauma zich laat zien, soms pas dertig of veertig jaar later.
Of het nu een grote T of een kleine t is — trauma leeft op een spectrum.
En uiteindelijk leidt het allemaal naar hetzelfde:
een zenuwstelsel dat op scherp staat,
een lichaam dat in fight, flight, freeze of fawn leeft,
en een mens die verlangt naar veiligheid, verbinding en herstel.
Hoe trauma het brein beïnvloedt
Trauma leeft niet enkel in herinneringen — het leeft in je lichaam, in je zenuwstelsel en in je brein.
Wanneer we gevaar ervaren, wordt ons stresssysteem actief. Je hersenen maken cortisol aan, wat op zijn beurt adrenaline triggert. Dat geeft je lichaam de energie om te vechten of vluchten.
In een gezonde situatie is dat systeem kort actief: er is gevaar, je reageert, je komt terug tot rust. De hogere dosis cortisol was maar even aanwezig.
Maar wat als een kind nooit echt veilig is?
Dan blijft dat stresssysteem voortdurend aanstaan. De hersenen krijgen een constante stroom cortisol — en dat laat sporen na.
Een belangrijk deel dat door die hogere en langdurige dosis cortisol wordt beïnvloed, is de corpus callosum: de brug tussen de linker- en rechterhersenhelft.
Je linkerhersenhelft slaat vooral feiten en details op; de rechter bewaart emoties, beelden, gevoelens.
De corpus callosum verbindt die twee werelden. Ze zorgt dat een emotie gelinkt wordt aan de juiste herinnering, en dat een herinnering de juiste emotie oproept.
Wanneer die brug verstoord is door langdurige stress of onveiligheid, kan dat uiteenlopende gevolgen hebben.
Sommige mensen krijgen emotionele flashbacks — ze voelen plots intens verdriet of paniek, maar weten niet waarom. De emotie is er nog, de herinnering niet.
Anderen kunnen dan weer perfect vertellen wat er ooit gebeurde, maar voelen er niets meer bij. De herinnering is er, maar de emotie niet.
Het goede nieuws?
Wanneer je lichaam zich opnieuw veilig voelt, kan die verbinding zich herstellen.
De hersenen zijn plastisch — ze kunnen genezen.
Leven vanuit een limbisch brein
Complex trauma houdt een kind vast in het limbisch systeem, het deel van de hersenen dat emoties en overleving regelt.
Vanuit die plek wordt alles gestuurd door één vraag: Wat geeft me nu voldoening?
Het denkt op korte termijn, zoekt onmiddellijk comfort of veiligheid.
En dat stopt niet automatisch wanneer je volwassen wordt.
Zelfs dertig of veertig jaar later kan datzelfde overlevingssysteem nog steeds aan het stuur zitten.
Je neemt beslissingen vanuit emotie, vanuit angst of drang naar erkenning — niet vanuit rust of volwassen bewustzijn.
De onbewuste overtuigingen die ontstaan
Een kind komt op de wereld met gezonde instincten.
Het wil zich verbinden, geliefd zijn, authentiek kunnen zijn.
Maar als een kind opgroeit in een omgeving waar authenticiteit pijn doet — waar eerlijk zijn leidt tot afwijzing, straf of schaamte — leert het iets heel anders.
Het leert dat zichzelf zijn onveilig is.
Het leert dat liefde moet worden verdiend.
En dat kwetsbaarheid gevaarlijk is.
Die overtuigingen worden programma’s in je brein, die onbewust je keuzes sturen:
“Ik ben niet goed genoeg.”
“Ik moet iets presteren om liefde te verdienen.”
“Als ik mijn noden toon, verlies ik de ander.”
Het zijn leugens, maar ze worden je waarheid. En ze bepalen hoe je liefhebt, werkt, leeft.
Relaties als mentale gevangenissen
Angst voor verlating
Een kind dat herhaaldelijk is afgewezen of zich alleen voelde, leert: verbinding doet pijn.
Later, als volwassene, wil het wél verbinden, maar de angst zit diep.
Het wordt verliefd, maar begint te controleren, te testen, te twijfelen: “Zullen ze me nog graag zien als ik dit doe?” "En als ik dat doe?"
Bij de minste kritiek schiet het in paniek of woede.
Zo creëert de persoon precies datgene waar hij het meest bang voor is: verlaten worden.
Hoop die pijn doet
Een kind dat nooit kreeg wat het nodig had, blijft proberen: nóg beter zijn, nóg liever, nóg behulpzamer, hun interesse wegcijferen door bv. de hobby van de vader over te nemen.
Het hoopt dat zijn inspanningen ooit liefde opleveren. Het leert hoe hard het ook probeert, hoe hard hij ook werkt, zijn noden worden niet vervuld.
Als volwassene ontmoet je iemand die emotioneel beschikbaar en mentaal gezond is.
Alles lijkt goed te gaan, en op een dag voel je het opkomen — hoop.
Hoop dat dit misschien wel eens een echte, veilige, betekenisvolle relatie kan zijn.
Maar precies dan begint je brein te fluisteren:
“Nee… geen hoop krijgen. Je weet wat er dan gebeurt. Hoop zorgt voor pijn.”
Want diep vanbinnen herinnert je systeem zich: elke keer dat je vroeger hoop had, eindigde dat in teleurstelling.
Dus nog vóór er iets misloopt, schiet je in zelfbescherming.
Je trekt je terug. Je duwt de ander weg. Je zoekt fouten. Je saboteert.
Niet omdat je dat wíl, maar omdat je hersenen proberen te voorkomen dat oude pijn zich herhaalt.
Zelfopoffering als overlevingsstrategie
Sommige kinderen leren al heel vroeg dat hun eigen noden te veel zijn.
Dat er geen ruimte is voor hun gevoelens, hun verlangens, hun waarheid.
Ze merken dat ze pas gezien of gewaardeerd worden als ze zich aanpassen, als ze lief zijn, als ze zorgen voor de ander.
Dus ontwikkelen ze een onbewust geloof:
“Mijn noden worden pas vervuld als ik ze kleiner maak.”
“Als ik geef zonder te vragen, dan zullen ze van me houden.”
Het kind leert zich volledig af te stemmen op de ander — op hun gevoelens, hun verwachtingen, hun behoeften — en zichzelf stilaan te ontkennen.
Zelfopoffering wordt een manier om te overleven, een manier om liefde te verdienen.
Zo ontstaan relaties met een machtsonevenwicht: er is een superieure en een inferieure rol.
Het kind (en later de volwassene) kiest instinctief de inferieure positie, want dat voelt veiliger.
Liefde wordt verward met onderwerping, met aanpassen, met verdwijnen.
Wanneer deze persoon als volwassene eindelijk zijn eigen noden probeert te uiten — een grens stelt, iets vraagt, kwetsbaarheid toont — krijgt hij vaak te horen:
“Je bent egoïstisch.” "Je begrijpt het verkeerd."
“Je overdrijft." “Je bent zo gevoelig.”
Voor iemand met dit patroon voelt dat als bevestiging van de oude overtuiging:
“Ik mag mijn behoeften niet tonen, anders verlies ik liefde.”
Dat is de leugen die ooit is ontstaan in een onveilige kindertijd.
Een leugen die vandaag nog steeds voelt als waarheid.
Het gevolg is dat deze mensen vaak opnieuw relaties aantrekken waarin ze te veel geven, of zelfs misbruikt worden — emotioneel, energetisch of fysiek.
Niet omdat ze dat willen, maar omdat hun systeem dat patroon herkent als “veilig”.
Het brein kiest voor wat bekend is, niet voor wat goed is.
En zo zetten ze, vaak onbewust, de ene mentale gevangenis na de andere op — gebouwd uit de overtuigingen die ooit hielpen overleven.
Sommige worden perfectionisten: ze leggen de lat onrealistisch hoog, drijven zichzelf voort, altijd op zoek naar waardering. Hun interne criticus is meedogenloos.
Anderen raken uitgeput, opgebrand, depressief, omdat ze zichzelf nooit genoeg vinden.
Een kind dat opgroeide met een ouder die altijd werkte, kan daaruit onbewust afleiden:
“Werk is belangrijker dan ik.”
“Ik ben niet de moeite waard om tijd voor te maken.”
En zo begint complex trauma vaak al heel vroeg — niet met een klap, maar met een herhaald gemis.
Ok, dus ik heb trauma, wat nu?
Je kan trauma niet helen als je niet bij veilige personen bent. Zoek veilige mensen op. Dat is moeilijk voor mensen met complex trauma want dat is net wat ze niet kunnen, ze willen hun kwetsbaarheid juist NIET laten zien. Helaas is dit een essentiële stap om te kunnen herstellen. Lees in het e-book over mijn eerste en alsook belachelijk kinderachtig bezoek aan de psycholoog en laat je inspireren. Het e-book is gratis!
Leer over trauma, en over wat het met je hersenen doet. Want hoe beter je begrijpt wat er in je brein en lichaam gebeurt, hoe zachter je naar jezelf kunt kijken. Begrip brengt mildheid — en mildheid is een voorwaarde voor herstel. Wanneer je limbisch systeem in overdrive staat, helpt het niet om “er gewoon over na te denken”. Je moet eerst je lichaam laten weten dat het veilig is. Dat doe je via lichaamsgerichte methoden: ademhaling, yoga, tapping, creativiteit, beweging, klank, aanraking, alles wat helpt om spanning af te voeren en je zenuwstelsel tot rust te brengen. Pas daarna kan je aan de slag met een kalmer, wijzer brein — een brein dat opnieuw kan luisteren, leren en verbinden. Bessel van der Kolk schreef 'The body keeps the score', een boek over trauma en hoe het effect heeft op het lichaam én welke herstelmethoden er zijn.
Trauma moet je vooral zélf genezen, waarbij je de dingen tegen jezelf zegt die je hebt gemist. En deze zaken ook geloven en voelen. Daarbij kan therapie helpen maar er zijn ook meditatie-oefeningen waarbij visuele en/of auditieve meditatie kan helpen. Als je dit onder de knie hebt, kan je de rest van je leven op jezelf rekenen om je goed te voelen. Dit betekent niet dat je geen andere mensen nodig hebt, maar je innerlijke kind zal doorheen heel je leven opduiken, dan is het handig om zelf tools te hebben en een soort van emergency kit. Later meer over meditatie!
Verbinding met mensen heelt mensen, doe vrijwilligerswerk om mensen te ontmoeten, vindt een hobby waarbij je gelijkgezinden leert kennen,…. Stop met in de zetel te zitten en Netflix te kijken en te hopen dat je beter wordt. Als er niets verandert, verandert er niets.
Al die overlevingspatronen — pleasen, jezelf wegcijferen, altijd op je hoede — creëren hun tol: ze houden het zenuwstelsel chronisch aangeslagen, verzwakken de veerkracht van je lichaam en maken je kwetsbaar voor pijn, uitputting en zelfs chronische ziekten of auto-immuunklachten. Authenticiteit werkt precies andersom: door jezelf stap voor stap durven laten zien, je grenzen te voelen en te zeggen wat je nodig hebt, geef je je lijf toestemming om te ontspannen, herstel te beginnen en relaties te vormen die écht voedend zijn. Het is geen dramatische truc; het is kleine, moedige herhaling — meer waarheid, meer veiligheid, meer genezing.
Pas toen ik echt begon te leven vanuit mijn eigen authenticiteit, merkte ik dat mijn pijnen langzaam naar de achtergrond verdwenen. Het was een proces: ik moest eerst mijn patronen leren herkennen, zien waar ze mij nog vasthielden, en ze vervolgens stap voor stap doorbreken. Door het steeds opnieuw te oefenen en te ervaren dat het écht werkt, ontdekte ik dat mijn lichaam en geest konden ontspannen. Vandaag ben ik, na jaren van bewust werk, vrij van die oude pijn — en het mooiste is dat ik nu het leven kan leiden dat bij mij past, pijnvrij.
Bron: Mentorshow; Understanding trauma's impact on the brain, Rewiring your mind for healing, by Tim Fletcher.